Overweging op zondag 21 augustus van Alison Besselink-McDonnell.
Welkom allemaal, ik ben zo blij om jullie te zien. Hier in onze kerk, onze vertrouwde plek, ons huis. Ja, kijk om je heen. Het is de moeite waard. Of doe je ogen dicht en denk aan de duizenden mensen die hier in deze ruimte hun angsten, hun verdriet, hun blijdschap, hun gewone dagelijkse dingen, voor God hebben neergelegd. Die even, meestal een uurtje per week, maar het kan natuurlijk meer en vaker, voor dat uurtje, de wereldse dingen laten voor wat ze zijn, de was, het werk, de visite, de boodschappen… en hier zijn gekomen om samen, – ja, wel samen, samen met andere verwante mensen – samen, God te zoeken.
Het is een ritueel, traditie, gewoonte – het is misschien plicht, maar het kan ook een rijke voeding zijn, dat “naar de kerk gaan”. Het is ook een tegengif voor de materialistische, egoïstische trekjes van de maatschappij om ons heen. Het is ook ontspanning, om hier met mensen te zijn die OOK vinden dat het de moeite waard is om God te zoeken op deze manier.
Ik wilde onze viering beginnen met samen denken aan deze ruimte, bewust eraan denken. Het is een huis voor ons – en ook voor vele anderen. God is overal, maar op een bijzonder manier hier. Ons huis – en Zijn huis. We koesteren het – misschien des te meer omdat we weten dat dit huis niet veel langer van “ons” is, om te gebruiken zoals wij dat willen.
Maar vandaag zijn we hier.
Was het moeilijk om hier binnen te komen? Ik denk het niet. De deuren zijn wijd open, grote deuren. In de lezing van vandaag, spoort Jezus ons aan om alle moeite te doen om door de smalle deur naar binnen te gaan, naar binnen in het hemelrijk Gods. Dat gaat met waarschuwingen, maar het is een hoopvolle boodschap, want Jezus vertelt ons daarmee dat wij gered kunnen worden – het ligt binnen onze macht. Zoals de eerste lezing uit Jesaja ook hoopvol is: alle ballingen worden bijeengebracht op de Heilige berg Jeruzalem.
Laten we dan dat teken van hoop, onze Paaskaars, ontsteken, en onze harten en gedachten op God richten: de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest.
Overweging:
Beste mensen,
We hebben het net gehoord: er zijn laatsten die de eersten zullen zijn en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn.’
Daar heb je het weer, de gekke logica van Jezus, de omgekeerde wereld van God: rijk is arm, en arm is rijk (rijk met geld en goederen betekent niets als je sterft; Jezus houdt juist van de armen); de machtige leiders en prinsen hebben niets te maken met de Vredesvorst; voorname mensen zijn niet belangrijk voor Gods Zoon – Jezus gaat eten bij mensen onderaan de sociale ladder, zoals de tollenaar; schoonheid ligt niet in ingewikkelde kleding: want de lelies in het veld zijn mooier dan Salomon.
Er zijn laatsten die de eersten zullen zijn,
en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn.
Merk op: dit wordt vaak gezegd als “de laatsten zullen de eersten zijn”. Maar zo simpel is het ook niet: we hebben ieder een eigen, individuele relatie met God. Het is niet omdat we bij een bepaalde groep horen (dat wij “de laatsten” zijn) dat we in het koninkrijk van God komen.
Dat was ook de strekking van de evangelielezing van vandaag: alleen maar zeggen “We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u hebt in onze straten onderricht gegeven” is niet wat God zoekt. We stonden erbij, en keken ernaar; we waren in de juiste groep.
Nee, dat is niet genoeg voor de heer des huizes om de deur weer open te doen, nadat hij die gesloten heeft.
We moeten niet denken dat de laatsten allemaal eersten zullen worden.
Noch dat alle eersten laatsten zullen zijn.
Het zal gaan om iedere persoon afzonderlijk.
En wat bedoelt Jezus eigenlijk met laatsten en eersten? Zeker, we mogen ‘laatsten’ begrijpen in de zin van de onderdanige, de kleine, de dienende; en ‘eersten’ – dat zijn dan de mensen die ‘belangrijk’ zijn, die zich hoog verheffen.
Maar, dit is ook een uitdrukking van de universaliteit van de boodschap van Jezus, de blijde boodschap die openstaat voor alle mensen, ongeacht hun afkomst.
Het evangelie van vandaag heeft betrekking op de beginperiode van de christelijke kerk, de eerste volgelingen van Jezus: deze eerste volgelingen waren joden, ook omdat Jezus zelf joods was. In die zin betekent eersten en laatsten zoiets als: de eersten waren de joden, de nakomelingen van Abraham. Later zijn de niet-joodse christenen erbij gekomen. De laatsten. Maar Jezus zegt dat die niet beschouwd moeten worden als minder, alleen maar omdat ze later erbij kwamen, of omdat zij andere voorouders hadden.
Zo geeft Jezus een nieuwe invulling aan het begrip “zijn uitverkoren volk”.
Zoals in het visioen van de profeet Jesaja, in de eerste lezing: God brengt alle volkeren samen: Dit zegt de Heer: De tijd is gekomen om alle landen en volken bijeen te brengen. Uit alle volken zullen de ballingen terugkomen. Alle landen en volken bijeen, op Gods heilige berg, Jeruzalem.
2. Ik begon deze overweging bij het einde van het evangelie: maar het evangelie van vandaag begon met de vraag wie gered zal worden. Zijn dat er veel of weinig?
Een vreemde vraag, misschien. Daarachter ligt de gedachte “is het makkelijk om gered te worden? Is iedereen zomaar gered? Of haast niemand?”
Ik weet niet hoe dat bij jullie is, maar ik ben vaak zo bezig met de weg die ik ga, de besluiten en daden van dag naar dag, uur naar uur, dat ik niet vaak denk aan die vraag.
En toch is dat wat we eigenlijk willen – gered worden. Jezus onze Redder. We willen in Gods liefde komen, Gods koninkrijk.
Ik moest denken aan iets dat Teun Waarnaar, de kapelaan bij de Kathedraal, zei in een overweging die ik hoorde een paar weken geleden: hij zei “de Hemel is ons doel, dat moeten we nooit vergeten”.
De Hemel is ons doel – en Jezus zegt dat we daarvoor alle moeite moeten doen.
We moeten ons inspannen.
We moeten actief lopen naar die deur, om bij God te komen.
En, misschien om de ernst van dat allemaal te laten voelen, noemt Jezus het een smalle deur.
En bovendien zegt hij dat velen zullen proberen naar binnen te gaan, maar er niet in slagen.
Toch, weten we dat Jezus iedereen verwelkomt die hem werkelijk zoekt.
De actieve houding is wel nodig – het gaat om wat jij zelf doet, niet wie je ouders of voorouders waren, of tot welke groep je behoort. We moeten ook niet achteroverleunen, maar steeds blijven zoeken.
Heeft Gods huis echt een smalle deur?
Misschien wel.
Het is niet makkelijk.
Jezus blijft wat van ons vragen. Steeds opnieuw.
Nu weer bij het verkopen van deze kerk,
We worden gedwongen om onszelf te vragen – wat is echt belangrijk?
Wat moeten we doen?
Wat wil God van mij, nu?
God, onze Vader, onze echte Vader, vraagt niet meer van ons dan we kunnen.
Maar – ook door zijn Zoon Jezus – daagt Hij ons uit, om voor het goede te kiezen.
Hij helpt ons daarbij – dat wel – maar wij moeten het zelf doen.
Net als iedere vader of moeder die zijn kind helpt: je wilt je kind helpen, je wilt uitleggen, aanmoedigen, vertrouwen geven, geduldig zijn. Maar je wilt dat je kind het zelf doet. Dat je kind leert dat hij of zij het zelf kan.
(die gedachte kwam mooi tot uiting in de tweede lezing, de brief van Paulus aan de Hebreeën – lees dat maar eens weer thuis)
Het is een smalle deur
Maar: wij kunnen het!
Want niets is onmogelijk bij God.
de eersten kunnen de laatsten zijn, en andersom.
Het is een smalle deur.
Maar kijk: de smalle deur is niet dicht.
De deur is smal, maar zij is open.
Dat is het belangrijkste.
En, in de opening van de smalle deur, zoals afgebeeld op het boekje,
zien we Licht.
Licht en liefde.
Ik vat het samen zo:
God is onze Vader – en of we hier bidden of ergens anders, God blijft onze Vader, en zijn huis is overal.
God vraagt iets van ons, maar nooit meer dan we kunnen geven. De smalle deur is open.
Met Zijn licht en liefde.
Amen