Groenmarktkerk Haarlem

Hoe kom ik tot echt leven?

Overweging op de eenentwintigste zondag door het jaar

bij het lezen van Jozua 24,1-2;14-18 en Johannes 6,60-69

Fred Visser, 22 augustus 2021

Wat was dat leuk vroeger, als je als kind op een kermis was. Een wondere wereld van muziek, rare geluiden, allerlei lichten en vreemde figuren. Je werd er een beetje door op een verkeerd been gezet. Denk bijvoorbeeld aan de cake-walk. Je had er schuddende loopbanden en bruggen waar je overheen moest en aan het begin een trap met bewegende treden. Je moest groot genoeg zijn om te snappen hoe je naar boven moest komen. Soms was er ook een spiegelpaleis. Een doolhof van gangetjes waar je doorheen moest lopen, maar overal stonden spiegels. Je wist niet of je nu links of rechts moest. Je zag regelmatig mensen tegen een spiegelwand opknallen. Op een gegeven moment had je door: ik kom er alleen uit als ik naar de grond kijk. Daar zie ik wat de spiegels zijn en waar de openingen zijn. Ook in het echte leven is het belangrijk dat ik weet wat echt is en wat ik echt belangrijk vind en wat niet. Want als ik me baseer op de verkeerde ankerpunten, op de verkeerde uitgangspunten, bewandel ik misschien niet de juiste weg. En overal worden stellingen verkocht als waarheid, het internet staat er vol mee, maar ook op straat of op TV kan je zo de voorbeelden aanwijzen. Hoe moet ik, hoe kan ik dan kiezen?

De goede beslissingen nemen: daar gaan de beide lezingen over. In de eerste lezing houdt Jozua het volk Israël de keuze voor: willen jullie de goden dienen van je voorouders toen ze nog in een land ver weg woonden, of willen jullie de goden dienen van het land waar je nu woont, de goden van de Amorieten? Of willen jullie de God dienen met de Godsnaam “Ik ben er voor je”, de naam die we altijd vertalen met Heer? Jozua geeft aan welke keuze hijzelf en zijn familie maken. Het volk kiest met een helder argument zoals wij ons goed kunnen voorstellen: het volk kiest voor de God met de Godsnaam, want hij heeft hen bevrijd! Altijd de verbinding met de concrete ervaringen, de concrete geschiedenis. Hij heeft bevrijd: we hebben kunnen zien en ervaren wat God met de Naam “Ik ben er voor je” betekent in de praktijk. En ook wij, hier in de kerk bijeen, zullen het beamen: Hij met die Naam “Ik ben er voor je” is onze God. Maar is het in ons dagelijks leven ook zo eenvoudig? Weten we dan ook zo precies wie onze God is? Als ons gevraagd wordt ons aan Corona-regels te houden? Als we een keuze moeten maken in een maatschappelijke kwestie?

Jozua roept zijn mensen bijeen in Sichem. Meestal staat zo’n plaatsaanduiding er niet voor niets. We kennen Sichem. Een plaats genoemd in de verhalen over Jakob, verteld in het boek Genesis. Jakob moest vluchten voor zijn broer Esau nadat hij hem had belazerd door zijn eerstgeboorterecht af te nemen. Hij vluchtte naar Paddan Aram, naar zijn oom Laban. Toen hij terugkeerde zei Jakob tegen zijn hele familie, zijn vrouwen en bijvrouwen, kinderen en slaven: “Doe de vreemde goden weg”. En Jakob kreeg alle afgodsbeelden die ze bij zich hadden en hij begroef ze onder de terebint bij Sichem. Datzelfde Sichem dus. In het verhaal van Jozua klinkt de betekenis mee van deze afgoden die Jakob begroef in Sichem.
Maar over welke afgoden, over welke afgodsbeelden hebben we het? Want Jakob had een heel directe en persoonlijke relatie met de God van zijn grootvader Abraham en zijn vader Izaäk. Heel zijn familie wist dat. En ze wisten hoe essentieel dat was voor het leven van hen allemaal. De familie had zijn God gekozen. De afgoden die ze moeten afstaan, zijn de gemakkelijke goden, met een concrete betekenis door hun afbeelding. Het gaat om huisgoden, traditionele gebruiken. Bedoeld om het complexe leven gemakkelijker hanteerbaar te maken. Maar je kunt ook zeggen: gemakkelijk toegankelijke, want al aanwezige levensbeschouwingen. Zoals wij nauwelijks nog kunnen denken om het individualisme heen, om het liberale denkgoed, het consumentisme, en in toenemende mate het nationalisme.

De vraag van Jozua gaat dus verder dan alleen een oproep om te bevestigen dat God met de Godsnaam “Ik zal er voor je zijn” onze God is. Hij zegt tegelijk: laat je in je leven leiden door zijn Naam, doe weg al die andere zogenaamde ‘zekerheden’ die we in ons dagelijks leven hanteren om het leven hanteerbaar te maken.

Als we nu kijken naar het evangelieverhaal, zien we dat Jezus ons ook uitdaagt tot een scherpe keuze. “Dit zijn harde woorden, wie kan daarnaar luisteren?” Waar ging dat over? Jezus heeft daarvoor de menigte te eten gegeven, hij heeft hen gevoed met vijf broden en twee vissen. Maar de mensen snappen nog niet wat het betekent. Het manna in de woestijn (waar de mensen daar ter plekke over spreken) en het brood bij het meer waren voedsel voor het lichaam. Maar het echte brood – dat uit de hemel – is het voedsel voor de geest, voor de ziel. De woorden van Jezus zijn als brood, daarvan kun je leven; die woorden bieden je het echte leven. De mensen bij het meer willen niet voorbij het concrete eten denken. Zij willen ook dat Jezus een praktisch, concreet wonder doet. U zou het hele hoofdstuk uit het Johannes-evangelie eens achter elkaar moeten lezen. Ze willen dat Jezus de macht grijpt, koning wordt. Maar daar is Jezus niet op uit. Hij wil alleen maar dat we God met de Godsnaam erkennen als weg naar het echte leven. Waar Jezus ons op wijst met zijn woorden. Ook in het stukje dat wij hoorden voorlezen, gaat het over geest die levend maakt en een oproep om niet te blijven hangen in je concrete verlangens.

De stellingname van Jezus leidt tot verdeeldheid, ook onder de leerlingen en uiteindelijk blijft Jezus met de twaalf achter. Zij maken hun keuze. Ja, ze kiezen voor de woorden die naar het echte leven leiden. Via hen komen we weer bij onszelf terug.

Wij krijgen een heel complexe vraag voorgeschoteld. Wat kiezen we als ankerpunt, als uitgangspunt in ons leven?  Natuurlijk zeggen we: God, onze Heer. Maar dan nog: wat bedoelen we daarmee? Van het verhaal van Jozua begrepen we: we moeten beducht zijn op al die – ismen in onze tegenwoordige tijd die als waarheden ons leven dreigen over te nemen. Ze vormen voor ons het spiegelpaleis van de kermis van vroeger. Wees beducht voor die -ismen, kijk naar de grond, waar zitten de spiegels; maar liever nog liever nog: begraaf ze onder de terebint bij Sichem.

Laten we proberen een beetje nuchter te denken vanuit de kerngedachte. Toen Jezus ernaar werd gevraagd hoe we moeten leven, zei hij het volgende. “Het grootste gebod in de wet is ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.” Als het voor ons moeilijk is te bedenken wat de keuze is waar Jozua en Jezus ons voor stellen vanwege het spiegelpaleis van de tegenwoordige tijd, waar de juiste weg vaak moeilijk zichtbaar is door de onjuiste paden: laten we dan uitgaan van die kern van Jezus woorden, als of we even naar de grond kijken waar de spiegels zitten. Wie is mijn naaste en hoe kan ik zorg voor haar of hem dragen als zij of hij dat nodig heeft. Dan heiligen wij Gods Naam.